Reizen: De Poolse polder van de mennonieten

Friese mennonieten streken in de zestiende eeuw neer ten oosten van de Poolse havenstad Gdansk. Op zoek naar hun sporen in de regio Zulawy, waar ze het moerasgebied in cultuur brachten.
Goldwasser – de beroemde likeur met echte goudsnippers werd in 1598 uitgevonden door de mennoniet Ambrosius Vermeulen en geproduceerd in destilleerderij De Zalm in het centrum van Gdansk, een Poolse havenstad aan de Oostzee. Nu is op de plek van de stokerij een chique restaurant gevestigd, waar elk diner wordt afgesloten met het ooit als medicijn bedoelde drankje.
Het ‘goudwater’ is een van de weinige sporen van mennonieten in het centrum van de havenstad aan de Oostzee, wereldberoemd als bakermat van de opstand tegen het communistische regime onder leiding van Lech Walesa. Tekenen van Nederlandse invloed op de stad zijn er overigens in overvloed.

Volwassendoop

In de Gouden Eeuw veranderden Vlamingen en Hollanders het aangezicht van de stad, door rijen panden met trap- en klokgevels te bouwen – allemaal keurig hersteld nadat Russen het centrum van de stad aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in puin schoten. De geestelijke nazaten van de Friese reformator Menno Simons (1496-1561), aanhangers van de volwassendoop en pacifisten, waren gewiekste en nijvere handelaren.
Ze kregen geen burgerrechten en mochten zich, op een groep bevoorrechte mennonitische kooplui na, alleen vestigen in de voorsteden van Gdansk. De meeste uit Noord-Holland afkomstige ‘dopersen’ vestigden zich in de zestiende eeuw in het gebied ten oosten van Gdansk – de regio Zulawy. ‘Polen was in die tijd zeer tolerant’, zegt gids Joanna Kruszewska op weg naar het vroegere ‘mennonietenland’

Panorama

In de tijd dat de ‘menisten’ arriveerden, was het land bij de monding van de rivier de Wisla woest moerasland. Als je over de autoweg 7 naar Nowy Dwor Gdanski rijdt – de grootste stad in het gebied – dringt al snel tot je door dat het landschap het beste getuigenis is van de aanwezigheid van mennonieten. Afgezien van de elektriciteitsdraden, ontvouwt zich een panorama dat doet denken aan Nederland voor de tijd van de ruilverkaveling: zo ver het oog reikt groene velden met tarwe, kanalen, bruggen, dijken en hier en daar groepjes wit-bonte koeien.
De mennonieten introduceerden de (knot)wilg, omdat deze boom water vasthoudt en de takken geschikt zijn voor de versterking van dijken. Je ziet ze overal: langs sloten, rivieren en andere watertjes. En je raakt onder de indruk van de ijver waarmee deze protestanten met beperkte middelen het moerasland omtoverden in een graanschuur van Europa.

Op de vlucht

Mennonieten vind je nu niet meer in deze Poolse streek. Alsof het om een spelletje Risk ging, schoof dit gelovige volkje over het spelbord van de wereldgeschiedenis. Na een verblijf van eeuwen gingen ze eind 1945 op de vlucht voor het oprukkende Russische leger en bouwden elders een nieuw bestaan op (zie kader).
De kerkjes, huizen en begraafplaatsen zijn nu, naast het landschap, de stille getuigen van hun aanwezigheid. En de (houten) molens, maar daarvan hebben er maar vijftien de gewelddadige historie van het lange tijd door vreemde volken overheerste Polen overleefd. Wie door het gebied struint, treft veel Duitse namen aan, evenals Duitse uitleg bij toeristische trekpleisters. Dat is niet verwonderlijk, want in 1772 waren de Pruisen heer en meester in de Poolse polder.

Vermaners

Nowy Dwor Gdanski heette lange tijd Tiegenhof. De mennonieten spreken trouwens Plautdietsch, een mengeling van Friese handelstaal en Duitse woorden. In het Zulawy Historical Park in Nowy Dwor Gdanski is een museum ingericht ter ere van de mennonieten. Op de begane grond kun je het houten scheprad van een watermolen bekijken, evenals een maquette van de stad toen er nog mennonieten woonden.
Borrelglaasjes en jeneverflessen van het merk Stobbe herinneren aan de vele brandewijnstokerijen. Bij menisten ging op dit punt de koopman voor de dominee, al is de laatste term niet op zijn plaats, want doopsgezinden kenden vermaners, ook wel predigers genaamd. Ze dronken nauwelijks alcohol, maar verkochten het goedje maar al te graag.

Levensheiliging

Jammer dat de bordjes bij de objecten in het museum alleen in het Pools zijn. En een lokale gids die het Engels niet beheerst, is ook een lastige hobbel. Gelukkig wordt dat op de eerste verdieping goedgemaakt. Daar vond de door Haarlemse doopsgezinden opgezette expositie over de geschiedenis van de mennonieten in de ‘Poolse polder’ een vaste plaats.
Over de inhoud van het geloof van de mennonieten kom je weinig te weten. En als een gids beweert dat zij zo hard werkten ‘om de hemel te verdienen’, slaat hij de plank lelijk mis. Dat is een roomse gedachte, want als erflaters van de Reformatie wisten mennonieten bij uitstek dat genade geen menselijke inspanning vergde. Ze legden wel de nadruk op een sober en vroom leven met het accent op levensheiliging, in een poging de zonde buiten de deur te houden.

Begraafplaatsen

Her en der in de regio tref je mennonitische begraafplaatsen, bijvoorbeeld in Stawiec en Stogie Malborskie. Nederlandse namen op de zerken overbruggen de eeuwen: Klaassen, Regier, Harder, Bernhard en Loewen, een verbastering van het oer-Hollandse Leeuwen. In Zulawy zie je ook geregeld ‘arcadehuizen’, een type woning dat in de 19e eeuw populair was bij welgestelden, ook mennonieten.
Kenmerk is dat woongedeelte en schuur aan elkaar zijn gebouwd. De gids duidt deze huizen steeds aan met Dutch style, vanwege het gebruik van hout. Een gedeelte van het gebouw rust op palen. Oorspronkelijk was het de graanschuur, waarin maïs, bloem of tarwe lagen opgeslagen.

Geldgebrek

De huizen staan meestal op terpen – Hollandser kan bijna niet. Sommige zijn gerestaureerd met Europees geld. In het vlekje Orlow werken twee mannen aan de restauratie van een oud mennonietenhuis, helemaal uit hout opgetrokken. Het gaat langzaam, en gezien de puinhoop in en om het gebouw is er nog veel werk te verzetten.
Het verleidt de gids tot een wrang grapje. ‘We denken dat dit huis tegen de winter klaar is, maar welke weten we nog niet’. Dit soort teksten hoor je vaker op een rondleiding door de regio: er is een Europees programma voor herstel van het mennonitische erfgoed, maar geldgebrek door de economische malaise vertraagt de uitvoering.

Malbork

Het is niet pas met de komst van de doperse Hollanders dat het christendom zijn intrede deed in Polen. Een gewelddadig spoor door de geschiedenis van Polen trokken de ridders van de Duitse Orde, kruisvaarders die heidense stammen in de Poolse regio het christendom brachten; met het zwaard welteverstaan. In 1274 begonnen ze in Malbork aan de bouw van een immens kasteel, het grootste van Europa.
Het complex behoort tot het werelderfgoed en is met achthonderdduizend bezoekers per jaar een toeristische trekpleister van formaat. Het is een kijkje binnen de drie tot zes meter dikke muren waard. Je ziet de ruime zalen van de Grootmeester van de orde, maar ook kanonnen, geweren en zwaarden in alle soorten en maten, wat doet vermoeden dat deze ridders geloof en geweld op soepele wijze met elkaar wisten te verbinden.

Mennonieten: sober leven, hard werken

Mennonieten of menisten zijn volgelingen van kerkhervormer Menno Simons (1496-1561). Deze rooms-katholieke priester uit Witmarsum sympathiseerde eerst met Luther, maar raakte onder de bekoring van de anabaptisten, ook dopers of wederdopers genoemd. Hij liet zich opnieuw dopen en zwoer het roomse geloof af.
Het radicale doperdom, wat leidde tot wantoestanden in Munster (1534), kon echter op zijn afkeuring rekenen. Simons predikte geweldloosheid en stond een strikte scheiding tussen kerk en staat voor. Hij wees de kinderdoop af, omarmde de ‘doop op geloof’, legde nadruk op geestelijke wedergeboorte en streefde naar een gemeente ‘zonder vlek of rimpel’.

Interpretatie

Zijn geestelijke nazaten leefden sober en werkten hard. Hun levensstijl kenmerkte zich door eenvoud, in kleding en gedrag. Zo droegen de vrouwen lang haar. Pronkzucht was verboden, evenals wereldlijk vermaak als sport, spel en gokken. In de tijd van de Reformatie werden de mennonieten vervolgd en zwermden ze uit over grote delen van de wereld.
Ze leefden bij elkaar, in een gesloten dorpscultuur, met een zelfstandige en centrale positie voor de eigen kerken. Een grote groep mennonieten, een striktere interpretatie van Simons nalevend – in tegenstelling tot veel achtergebleven geloofsgenoten – vertrok in de zestiende eeuw vanuit Haarlem naar het moerasgebied bij Gdansk, waar volgens een telling eind achttiende eeuw 13.495 menisten woonden.

Wereldwijd

Op uitnodiging van de Russische tsarina Catharina II vertrok in diezelfde tijdspanne een groot deel van de kolonie naar de vruchtbare grond in de Oekraïne, en later de Kaukasus, om er meer dan honderd jaar te blijven. De achtergebleven mennonieten sloegen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog op de vlucht voor het oprukkende communistische leger.
De Russen zagen hen aan voor Duitsers. Menisten uit Rusland en Polen weken uit naar Canada, en later naar Mexico en Zuid-Amerikaanse landen als Paraguay, Bolivia, Brazilië en Belize. Momenteel zijn er wereldwijd 1,5 miljoen mennonieten.

Bron: Nederlands Dagblad